Hieronder een aantal veel voorkomende problemen en de mogelijke oplossingen;
1) Nadruipen en of draden trekken bij de nozzle.
Mogelijke oorzaken/oplossingen:
A: Lijmtemperatuur te laag, stel de zone van het pistool hoger in.
B: Nozzle dichter naar het product brengen.
C: Module sluit niet goed af door een te slappe veerafstelling of door vervuiling, stel de veer na en/of reinig de module, nozzle en het pistool.
D: De hotmelt heeft een te lage viscositeit voor uw diameter nozzle, doordat de afsluiting in de module zelf plaats vindt blijft er altijd een klein restant lijm na in de nozzle zelf wat bij een in verhoudingsgewijs te dunne hotmelt voor nadruppelen kan zorgen. Zet indien mogelijk de lijmtemperatuur lager (let op! te laag kan voor draden trekken zorgen), gebruik een dikkere lijm, of plaats een Zero Cavity module.
2) Herhaaldelijk verstoppen van de nozzles.
Negen van de tien keer onstaat dit probleem doordat het systeem één of meerdere keren langdurig heeft aangestaan, zonder dat het in gebruik was. Hierdoor verbrand de hotmelt in de componenten en onstaat er vervuiling door verbrande lijmdeeltjes.
Indien dit het geval is, probeer dan in geen geval verbrande delen los te steken of de slangen door te spoelen. Hierdoor zullen de verstoppingen namelijk alleen maar erger en langduriger worden, doordat er meer en meer verbrande delen los gaan en blijven komen.
De te ondernemen acties zijn geheel afhankelijk van de mate van vervuiling/verbranding.
Een mogelijke (al dan niet tijdelijke) oplossing is het monteren van een inlinefilter tussen de kop en de slang, deze zal dan verbrande resten vanuit de slang opvangen.
Demonteer na montage van het inlinefilter de nozzle en activeer enige tijd het magneetventiel om loszittende delen uit de kop en module te spoelen.
Tevens is het aan te raden om alle overige aanwezige filters te vervangen (een dalende lijmdruk naar de kop toe, is meestal al een aanwijzing hiervoor).
Helaas zal het in veel gevallen bij een te erge verbranding noodzakelijk zijn, om tenminste de slangen te vervangen en in sommige (uitzonderlijke) gevallen ook pistolen en/of modules.
3) Spuitbeeld.
Het pistool reageert niet goed op het activatiesignal.
Mogelijke oplossingen/oorzaken:
A) Verkeerd lijmpistool; de snelheid van de machine is zo hoog dat u een zeer snelschakelend pistool nodig heeft. Een lucht open - veer gesloten pistool is hiervoor niet geschikt, plaats een lucht open - lucht gesloten pistool.
B) Het magneetventiel is niet sterk genoeg; plaats een ander magneetventiel
C) Er is een verkeerd type magneetventiel gebruikt; voor toepassing in een hotmeltinstallatie (hogere temperaturen) zijn speciale magneetventielen nodig. Vervang deze voor het correcte type.
D) Uw aansturing voldoet niet; om een magneetventiel snel te laten openen dient deze eerst een hogere stroomstoot te krijgen, waarna deze afgevlakt wordt naar de normale spanning waarop het ventiel functioneerd.
E) De luchtdruk naar het magneetventiel is niet correct; houdt u aan de aangeven waardes die op het magneetventiel vermeld zijn.
F) Het magneetventiel is te ver van het pistool geplaatst; plaats deze zo dichtbij als mogelijk en gebruik metalen leidingen van het magneetventiel naar het pistool.
Het swirlbeeld is zeer onstabiel en/of slecht.
Bij een swirlnozzle zijn de buitenste in een ronding staande (lucht)gaten, schuin naar binnen geboort.
Hierdoor komt de lijm uit het middelste gat in beweging, waarna er een cirkelvormig patroon ontstaat.
Het afstellen van een goed swirlpatroon is geduldig en precies werk en het gewenste eindresultaat komt grotendeels neer op de keuze van de swirlnozzle. Verder is de keuze van de swirlmodule ook zeer relevant.
Mij zijn drie types swirlmodules bekend wat de luchtvoorziening betreft vanaf de module naar de nozzle t.b.v. het swirlpatroon;
1) Een swirlmodule met één enkel gat bij de nozzle aansluiting.
2) Een swirlmodule met een schijf bij de nozzle aansluiting.
3) Een swirlmodule met meerdere gaten bij de nozzle aansluiting.
Over het algemeen is het zo; dat des te groter de nozzle diameter wordt, de luchtgaten evenredig groter worden. Het e.e.a. heeft ermee te maken, dat wanneer de diameter van de luchtgaten te klein zouden zijn voor de dikte qua lijmstraal er door de hoge druk lucht in de lijm kan worden geblazen.
Worden de luchtgaten van een swirlnozzle te groot, dan zal type 1 op een gegeven moment een onstabiel beeld gaan vertonen. Waarom? Omdat door het enkele luchtgat, de luchtgaten in de nozzle die het dichtstbij van het luchtgat in de module zitten, de meeste lucht krijgen en degene die het verst weg zitten de minste lucht. Hierdoor zal het swirlbeeld scheef gaan trekken en/of onstabiel worden. Swirlmodules van dit type zijn dus alleen maar aan te raden bij kleinere nozzle diameters, zoals die bijvoorbeeld gebruikt worden in anti-slip toepassingen. Type 2 en 3 zijn over het algemeen bij elke swirl applicatie in te zetten. De swirlmodules die wij in het programma hebben zijn van het tweede type.
Het makkelijkst bij het afstellen is langzaam zowel de lijmdruk als de luchtdruk voor de swirl op te voeren, net zolang totdat er een mooi cirkelvormig patroon ontstaat.
Voert u de lijmdruk te hoog op, dan zult u vanzelf merken dat u de lijmstraal niet meer in een cirkelvormig patroon krijgt, hoe hoog (of laag) u de luchtdruk voor de swirl ook zet. Zet u de luchtdruk te hoog nadat er een cirkelvormig patroon is bereikt, dan zult u merken dat de cirkel verdwijnt en er een sputterend effect optreed en/of dat er luchtbellen in de lijm worden geblazen.
Een swirlnozzle heeft dus zijn uitersten in zowel de lijmdruk als de luchtdruk voor de swirl.
Overschrijdt u die uitersten, dan zal dit leiden tot een ongewenst swirlbeeld.